Je moet het zelf doen
(interview met Jan van Rossum)
Een
hele gewone man in een doorsnee doorzonwoning, in een voorstadje onder de rook
van de stad. Vriendelijk, hartelijk, bescheiden. Bij Jan van Rossum wordt
alledaagsheid een aanbeveling. Geen moeilijke woorden, duidelijke taal.
Bijzonder toegankelijk. Jan zegt over zichzelf: 'Ik heb van huis uit de neiging
alles steeds weer tot zijn eenvoud terug te brengen. Ik ben niet iemand van
toeters en bellen. Eenvoud vind ik het prettigst, in vormen, relaties, wat ik
doe en hoe ik me presenteer.' Onlangs verscheen zijn boek 'Je bent niet wat je
denkt' (Samsara). In eerste instantie was ik sceptisch over het nut van weer
een nieuw boek over verlichting en advaita. Alles was ondertussen toch al eens
gezegd en geschreven? Ja en nee. Het onderwerp is inderdaad al uitputtend
beschreven en niets nieuws. Maar de manier waarop Jan van Rossum steeds weer
terugverwijst naar Dat wat je bent, is de moeite van het lezen en herlezen
waard. Het boek is als de man zelf: duidelijk, toegankelijk, vriendelijk. Maar
wees gewaarschuwd: door z'n consequente terugkeer naar Dat wat is ofwel Ruimte
werken de woorden meedogenloos. Ben je eenmaal gegrepen, dan houdt het niet
meer op in je te werken. Jan, nuchter: 'Ik heb nu wel een boek, maar ik kan er
niets aan toevoegen. Je kunt het alleen nog weer mooier zeggen. De verdieping
zit niet in een boek. Niet in woorden. Het zit in het realiseren. Woorden en
zinnetjes doen niets. Die kunnen alleen in jou weerklinken en wat oproepen. Als
het je wat doet is het altijd omdat jij daaraan toe bent, niet omdat het heel
mooi in een boek staat.' Het aardige van advaita en het leven is gelukkig dat
er altijd weer andere en nieuwe woorden zijn voor hetzelfde. Dit was het
gesprek dat Amigo met Jan van Rossum voerde. We begonnen over De Zin Van Het
Leven, maar al snel ging het over Leven zelf:
J: 'Volgens mijn leraar Hans
Laurentius is de zin van het leven er zin in hebben. Je kunt er natuurlijk ook
geen zin in hebben, dat heeft ook zin. Je merkt dan namelijk dat dit persoontje
er geen zin in heeft. Het is jouw interpretatie van de situatie. Alles om je
heen gaat in elk geval gewoon door. De bloem bloeit, met of zonder zin. Als je
het geen zin hebben gewoon toelaat, als je dat de ruimte geeft en het er ook
mag zijn, dan vloeit het weer over in het grote geheel. De weerzin, eigenlijk
niet meer dan het ikje of het krampje dat je had, wordt daardoor
geneutraliseerd. Als alles er gewoon mag zijn, als alles er mag wezen zoals het
is, dan zul je merken dat het altijd weer oplost. Dat doet het anders ook,
hoor. Het is leuk om daar eens op te letten. Alles kan omgebogen worden naar
wat in wezen goed is, ook vreselijke dingen. Intens verdriet kan ook omslaan
naar hele diepe vreugde. Die twee dingen grenzen aan elkaar. Daarom zeg ik dat
als je alles alleen maar toestaat, je zult merken dat het toch na verloop van
tijd transformeert. Je hoeft dat alleen maar toe te staan, daar hoef je niets
voor te doen. Kijk er alleen maar naar. Jíj doet niets, wat zou je moeten doen,
want alles is er al. Alle moeite die we doen om iets in stand te houden is in
wezen het paard achter de wagen spannen, want het wordt al gedaan. Wij plakken
er achteraf alleen een ikje op: kijk eens hoe goed ik dat heb gedaan. Als we
goed hadden gekeken, zouden we dat niet zeggen!'
Definiëren van leven
'Wij
willen altijd het leven met daarin onze positie, inclusief alle verhalen,
definiëren. Dat is kennelijk heel verslavend, maar het draagt niets bij. Aan de
feitelijke situatie, de werkelijkheid, verandert het niets. Bovendien verandert
dat waar je wel of geen zin in hebt ook weer en zo blijken definities over het
levens steeds weer te bestaan uit priv_-overtuigingen die continu aan
veranderingen onderhevig zijn.
Als
je ontspannen bent, met weinig weerstand, heeft zelfs een vervelende
gebeurtenis niet zoveel impact. Wat ontspannen is, buigt mee. Vooraf
krampachtig zijn: 'oh, ik hoop dat er niets gebeurt', maakt alles veel erger
als er inderdaad wat gebeurt. De hele kwestie komt altijd neer op ontspannen.
Maar ontspannen kun je niet op commando, dat is duidelijk. Inzien dat je in
feite altijd automatisch doet waar je zin in hebt, is genoeg. Als je honger
hebt ga je eten, als je moe bent ga je slapen. Meer niet.'
Je bent het zelf
'In
advaita worden vragen niet beantwoord, maar vallen vragen weg. De vraag keert
terug naar de bron. Je vraagt iets omdat je denkt dat je iets niet weet. Je
weet het echter wel, maar je bent het je niet bewust. Door het uitspreken van
de specifieke vraag word je bewust van wat er achter ligt en verdiept het
bewustzijn zich waaruit de vraag voortgekomen is. Dat is dan ook je antwoord.
Eigenlijk vraag je altijd naar de bekende weg. Het uiteindelijke antwoord ben
je namelijk zelf. Dat is echter nooit te definiëren of in woorden uit te
drukken. Het definitieve antwoord is altijd dat waar de vraag ontstond en daar
keert het ook weer naar terug.
'Veel
zoekers vragen op een gegeven moment: 'Ik wil dieper.' Dat is een mooi streven,
maar het houdt wel in dat er een 'ik' is die dieper wil. Vraag je af wie die ik
is die iets meer of iets anders wil, die niet tevreden is. Zo doorvragend kom
je steeds dieper bij je zelf. Het leidt allemaal naar jezelf. Dat is
zelfonderzoek, omdat je het voor jezelf duidelijk wilt hebben. Veel mensen
willen graag dat anderen er een antwoord op geven, maar dan werk je wel met
'geleende waarheden'.
'Je
moet vragen stellen om er achter te komen dat je aan die vragen voorbij moet
gaan of, nog beter uitgedrukt, dat je merkt dat jij aan die vragen vooraf gaat.
Jij moet er eerst zijn voordat je een vraag kunt stellen. Toch moet je het wel
doen, anders kom je er niet achter. Dat is het schijnbare dilemma. Tony Parsons
zegt bijvoorbeeld heel duidelijk dat je niets moet doen, dat je niets kunt
doen. Aan de ene kant klopt dat, maar aan de andere kant is het helemaal niet
waar. Je moet soms ontzettend veel doen om er achter te komen dat je niets kunt
doen! Dat weet je pas als je echt, echt alles uitgeprobeerd hebt.'
Innerlijke autoriteit
A: Toch voelen veel mensen de
behoefte aan bijvoorbeeld een religie.
J:
'Ja. Mensen willen graag een goed christen of moslim zijn. Maar waarom wil je
dat dan zijn? Meestal komt het neer op een stel regels. Dat geeft houvast. Vaak
zijn mensen zich niet bewust dat ze vooral houvast zoeken. Dat is wel weer de zin
ervan. Want als je ten langen leste merkt dat zekerheid nergens te vinden is,
dan houdt het zoeken ernaar op. Niet omdat je houvast hebt gevonden, maar omdat
de behoefte eraan oplost. Het gaat altijd om het grote oplossen. Dan hoeft er
ook geen zin te zijn. Alle behoefte verdwijnt.
'Je
moet het zelf doen. Je bent zelf verantwoordelijk. Uiteindelijk hoef je niets
meer, maar voor je zover bent, heb je heel wat innerlijke autoriteiten te
slechten. Ga maar eens bij jezelf na wat je in je leven hebt opgebouwd aan
innerlijke autoriteiten. 'Dit mag eigenlijk niet, dat hoort niet.' De
autoriteit is bij religie bijvoorbeeld naar buiten toe geprojecteerd, maar
feitelijk zit de autoriteit van binnen.'
A: Je hebt er een bepaalde
hartstocht, drang of drive voor nodig.
J:
'De meeste mensen hebben dat wel, maar het is vaak zo versnipperd dat energie
verloren gaat. Iedereen heeft de drive om gelukkig te worden. Je zoekt het
alleen in de verkeerde dingen. Totdat je ontdekt dat noch dit, noch dat het is.
Het is gewoon een kwestie van afstrepen.'
Stadia van zelfreflectie
'In
het proces van zelfonderzoek is een bepaalde mate van zelfreflectie
noodzakelijk. Niet iedereen kan dat of heeft dat vermogen. Misschien missen de
meeste mensen het wel. De oudere generatie, bijvoorbeeld die van de ouders van
mijn vrouw of mijzelf, zeiden nooit sorry. Dat konden ze niet zeggen, omdat ze
nooit aan zelfreflectie hadden gedaan. Veel mensen kunnen niet over zich zelf
nadenken en zich tot onderwerp van onderzoek maken. Dit begint pas sinds een
jaar of tien, twintig te rijpen. De gedachte 'Ik moet toch een keertje naar
mezelf kijken' kwam niet op. Als iets vervelend is, kwam het altijd door de
ander of de omstandigheden. Later begon bij een enkeling door te dringen: 'het
kon ook wel eens aan mij liggen.' Dat is de eerste stap. Vervolgens kijk je
naar het 'mij': hoe definieer je dat eigenlijk. Is dat mij eigenlijk wel echt
mij? Dat is al een flinke stap verder. Zo zijn er veel verschillende stadia. In
satsang zeg ik tegen sommige mensen dat ze beter eerst iets anders kunnen gaan
doen, soms raad ik ook therapie aan. Zij zijn er nog niet aan toe om zichzelf
te onderzoeken. Je moet een zekere rijpheid hebben.
Dit
kun je niet forceren. Als je te lang onder water bent, hap je vanzelf naar
lucht. Daar hoef je niet veel voor te doen. Als er genoeg lijden is ga je
vanzelf onderzoeken. Maar ik zie ook veel mensen die onbewust lijden. Mensen
die erg vlak, afgestompt zijn geworden. Dat is nog erger dan lijden. Mensen
zonder contact met zichzelf. Zij hebben niet eens echt pijn, maar er zit wel
iets dofs, iets hards. Het is heel moeilijk om daar doorheen te komen.
Eigenlijk is dat het echte lijden, maar om ze wakker te schudden denk ik wel
eens: leden of voelden deze mensen maar eens echt. Alles beter dan deze afgestompte
gevoelloosheid. Mensen worden door deze vlakte cynisch: 'ach ja, je kunt er
toch niets aan doen, je moet het maar nemen zoals het komt.' Dit komt echter
niet vanuit wijsheid. Het is heel moeilijk om deze mensen iets te zeggen.
Mensen die op satsang komen en in dit soort grensgebieden zitten, zijn heel
moeilijk om mee om te gaan.'
A: Ben je nu helemaal 'klaar'?
J:
'Ik leer zelf nog steeds het meest. Dingen die ik in mezelf ontdek. Die ik nog
niet wist en naar me gespiegeld worden. Iedere dag leer ik nog dingen: 'oh, zit
dat zo? Dat had ik toch niet gedacht van mezelf!' Het gaat dan meestal over de
minder leuke dingen, haha.'
A: Er wordt vaak gezegd dat als
je helderder wordt, alles veel beter gaat, maar dat valt toch tegen.
J:
'In eerste instantie ontdek je heel veel over jezelf, maar later merk je dat
het allemaal minder snel gaat. Mijn zoon had rijles. In eerste instantie leerde
hij heel veel nieuwe dingen, gasgeven, sturen, schakelen, maar later leek het
net of hij helemaal niets meer leerde, hij moest gewoon iedere keer weer
rijden, oefenen, perfectioneren. Zo is het met zelfonderzoek vaak ook. Opeens
is er een soort barri_re en moet je heel veel moeite doen om wat er nog ligt te
kunnen zien. Daarvoor heb je de ander nodig, want het is heel moeilijk om
blinde vlekken bij jezelf te zien. Het heeft daarom totaal geen zin om in het
spreekwoordelijke hutje op de hei te gaan zitten, behalve als je totaal bevrijd
bent. Dan is er echter geen reden meer om daar te gaan zitten. Waarom zou je
dat dan willen? Het idee om ergens zuiver op een plekje op de hei te gaan
zitten, is ego. Je kunt jezelf enorm beduvelen.'
Drive tot bewustwording
'Kijk
naar de hang naar zuiverheid. Dat op zichzelf is heel dualistisch. Zelfs het
nastreven van verlichting klinkt banaal. Al was het maar omdat je iets voor
jezelf wilt. Jij wilt toch verlicht worden? Jij wilt toch gerealiseerd worden?
Allemaal ego. En toch moet het, dat is het rare. Je wordt gedreven. Iedereen
heeft die drive. Anders ga je dood. Als de plant niet meer groeit, gaat hij
dood, als een boom niet meer groeit sterft hij ook. Het inherente doel van het
leven voor ons mensen, wordt vormgegeven door de drive bewust te worden. Alleen
maar bewust worden van. Verder niets. Niet om ergens naar toe te gaan. Bewust worden
van de situatie zoals die is. Zonder verder doel. Er is alleen het ondeelbare
leven en daarin gebeuren miljarden dingen en tegelijkertijd gebeurt er niets.
Ik blijf het ene. Je kunt ook niet zeggen: 'ik ga niet leven'. Je moet eerst
leven voordat je dat kunt zeggen. Je kunt je er ook niet aan onttrekken. Dan
kun je het maar beter bewust meemaken. Volgens Hans zijn er maar twee standen:
de egostand en de bewustzijnstand. Of het een of het ander, als je het
zwart-wit stelt. Dan moet je kiezen voor de bewuste stand, want dat omvat al
het andere. Bewustzijn omvat ego en niet omgekeerd.'
A: In je boek maak je van de
bewuste stand een heel aantrekkelijke optie.
J:
'Bij satsang houden we mensen een worst voor: doe maar zo, dan word je
gelukkiger. Totdat je op het laatst ziet dat er niets te halen valt.
Ik gebruik als metafoor vaak ruimte. Ruimte is het meest neutrale woord. We
willen ons graag met iets identificeren. Als je dat wilt doen, identificeer je
dan met het totaal, met wat er is. Niet met het kleine ego, de familie om je
heen of de vier muren, maar met alles. Alles draagt bij tot de instandhouding
van jou: je hebt voedsel nodig, zuurstof nodig. Alles zorgt voor dit (lichaam)
en dit is tegelijkertijd weer alles. Zo kun je het terugredeneren. Daarom is het
ook voor de mind geen onzin. De mind wil ook bevredigd worden. Die wil
zien: dit is mijn functie, hiervoor kun je de mind gebruiken en daarvoor niet. Hij houdt zijn kop als hij ziet
dat hij voor dat andere niet geschikt is. Omdat denken een functie is, moet je
het goed gebruiken.'
Geen veiligheid
'Het
totaal worden of een beroep doen op de totaliteit maakt veel mensen ook
angstig. Het is te groot, te ruim. Daarom kruipen mensen altijd weer terug en
proberen ze zich in te kaderen, te beschermen in kleine wereldjes. Je moet dat
hele patroon doorzien. Mensen voelen zich wel geroepen tot die ruimte, maar
zijn er tegelijkertijd bang voor omdat ze dan het ego en alle opvattingen die
ze over zichzelf hebben achter moeten laten. Je moet eerst een bepaalde veiligheid
creëren, voordat mensen iets anders willen. Diezelfde veiligheid is echter een
valkuil, want dan blijf je liever zitten. Het blijft een schijnveiligheid. Je
moet op een gegeven moment de wereld in, je angsten en alle slechte dingen die
je over jezelf denkt onder ogen zien. Dan is er een opgaan in de totaliteit en
daarin los jij ook op als klein ego. Aan de ene kant is dat prettig, aan de
andere kant is er de angst. Dat is de dualiteit waarmee iedereen leeft, hoever
die ook is op het spirituele pad. Maar het overkomt je, dus hou niet tegen wat
je toch al moet worden.
'Spirituele
groei bestaat daarom alleen maar uit het wegruimen van belemmeringen, niet uit
het creëren van nieuwe systemen. En verkregen inzichten? Ook die moet je weer
achter je laten, ze vormen anders nieuwe belemmeringen. Een inzicht speelt
nadat het gezien is ook geen rol meer. Dat is vergelijkbaar met toen je leerde
lopen en enthousiast riep: 'Mamma, ik kan lopen!' Toen je het eenmaal kon,
hoefde je dat niet meer te roepen, dan gaat het vanzelf. Alles wordt steeds
normaler. Naarmate je meer jezelf wordt, word je steeds normaler. En als het
goed is, word jij eenvoudiger en het leven eenvoudiger in al zijn
veelvoudigheid. Er kunnen nog steeds kleine en grotere dingen mis gaan, maar in
het grote geheel niet. Alles is een kwestie vanuit het standpunt waaruit je het
bekijkt. Dus waarom zouden we anticiperen op wat gaat komen?'
Jan
heeft een webstek op https://www.youtube.com : https://www.youtube.com/results?search_query=jan+van+rossum
[interview:
Ilse Beumer]
Video Link: https://www.youtube.com/watch?v=11eI03Uf8Ms
Transcript
fragment uit 'Je bent niet wat je
denkt',
uitgegeven
door uitgeverij Samsara:
Jan:
Al het psychologische gewroet in de angst versterkt die angst alleen maar. Je
moeder die je ooit eens voor de deur liet staan, daar kan de mind tientallen jaren mee bezig zijn.
Maar als je angst gewoon onder ogen ziet, dan kun je het zien voor wat het is:
een krampje in bewustzijn. Jij bent het bewustzijn, niet dat krampje. De mind is gewoon voor praktische zaken:
hoe kom ik van A naar B. Zuiver concrete dingen. Maar als de mind begint te mekkeren over allerlei
psychische problemen, dan draait die zichzelf helemaal in vast. De mind kan nooit problemen op het
psychische vlak oplossen, omdat hij zelf het probleem is. Hij schept die
problemen zelf. Er is nooit en probleem in de buitenwereld. Alle problemen
zitten in de mind. Dus stop met
jezelf te vechten. Ga niet mee in die beweging.
Bezoeker: Ik kan inderdaad nogal
lopen piekeren als ik niet uitkijk.
J: Je
moet heel alert zijn in het begin, later gaat het vanzelf. Alertheid genereert
weer alertheid en op een gegeven moment ben je zo alert dat er alleen nog maar
Dat overblijft. Dan wordt alles gezien voor wat het is en dan heb je daar vrede
mee, want je kunt niets in de wereld veranderen, de wereld zit in jou. Het is
allemaal bewustzijn.
B: Dat zou mooi zijn.
J:
Het is nu al mooi. Als je zegt 'het zou mooi zijn', verleng je het in de tijd.
Dan schep je tijd, zo van: in de toekomst los ik het wel op. Je moet het nu
oplossen. De mind leeft alleen maar
in het verleden en de toekomst. Met het nu kan de mind niks. Dus als je in het nu blijft, dan houdt hij zijn kop want
daarin kan hij niet bestaan.
B: Dan moet je dus wel goed opletten. Voor je het weet laat je je weer
verleiden door allerlei gedachten.
J: En
dan zit je weer in de knoop. Daarom moet je blijven zien. Het is zien, zien,
zien.
B: Is dat wat je bedoelt met
zelfonderzoek?
J:
Precies.
B: Ik dacht dat je dan heel ingewikkelde vragen aan jezelf moet stellen.
J:
Welnee, het is juist heel simpel.
B: Ik ben daar al een tijdje mee bezig, maar het blijft moeilijk.
J:
Nou zeg je het weer: 'daar ben ik al een tijd mee bezig'. Als je er bij
voorbaat al van uitgaat dat het moeilijk en ingewikkeld is, dan wordt het ook
moeilijk en ingewikkeld. Terwijl als je weet dat het opgelost kan worden door
het te zien, dan kun je bij dat zien blijven. Dat is de keuze die je hebt. Wil
je bij het zien blijven of meegaan met de mind?
Je kunt de mind niet stopzetten, maar
wel stoppen er in mee te gaan; uiteindelijk stopt het daardoor wel. Wat overblijft
is ruimte, liefde enzovoorts, en het wordt steeds ruimer. Net zolang tot je de
ruimte zelf bent.
B: Je hoeft er geen moeite voor
te doen?
J:
Als je moeite gaat doen, dan beginnen de problemen. Doe je nu moeite om te
zijn? Je hoeft alleen maar te zien en alle aandacht op andere dingen steeds
weer te herleiden tot het zien. Steeds weer. Net zolang tot je erin gaat wonen.
Waarnemen doe je al, maar realiseer je dat je dat waarnemen bent. Niets kan dat
beïnvloeden.
UIT:
januari 2006 - editie 10
