februari 5, 2025 26
© European Union, 2025 / Wikipedia / (CC BY 4.0)Meer dan twintig
jaar geleden onthulde de EU haar Lissabonstrategie, die tot doel had het blok
om te vormen tot “de meest dynamische, concurrerende en duurzame kenniseconomie
met volledige werkgelegenheid en een hechtere economische en sociale
samenhang.”
We weten hoe goed dat heeft uitgepakt. De EU is nauwelijks dynamisch en zeker niet concurrerend te noemen en heeft consequent achterstand opgelopen ten opzichte van andere landen in vrijwel elke belangrijke economische metriek. Terwijl de VS en China hun race om de technologische suprematie van de 21e eeuw opvoeren, staat Europa aan de zijlijn toe te kijken – geteisterd door economische stagnatie, hoge energiekosten, politieke onrust en bureaucratische inertie, schrijft Thomas Fazi.
En nu is het in
paniek door de dreiging van importtarieven van Donald Trump. Maar zou een
herbalancering van de Europese economie, die momenteel een enorm
handelsoverschot heeft ten opzichte van de VS, echt zo slecht zijn?
De realiteit is dat
exportgroei niet wijst op een succesvolle economie. Integendeel, kijk maar naar
Duitsland. De EU is altijd een exportgrootmacht geweest, juist vanwege haar
verzwakkende economie, veroorzaakt door een gebrek aan binnenlandse consumptie
en investeringen.
De VS hebben al
lang hun bezorgdheid geuit over het bedel-bij-buur mercantilistische beleid van
de EU – al lang voordat Trump op het politieke toneel verscheen. Meer dan tien
jaar geleden hekelde het Amerikaanse ministerie van Financiën
de Europese autoriteiten omdat ze de wereldeconomie naar beneden haalden.
“Europa’s algehele aanpassing is in wezen gebaseerd op de vraag die van buiten
Europa komt, in plaats van het aanpakken van de tekorten in de vraag die binnen
Europa bestaan,” schreven ze. Sindsdien is er niets veranderd.
De handelsoorlog
van Trump heeft met andere woorden al lang op zich laten wachten. En zijn
tarieven zouden wel eens een zegen voor de EU kunnen blijken te zijn, als ze
het blok dwingen om af te stappen van zijn gebrekkige exportgerichte model, dat
fundamenteel gebaseerd is op het onderdrukken van de binnenlandse vraag en
investeringen ten gunste van de vraag uit het buitenland: voornamelijk de VS.
De dreiging van
Trump heeft al geleid tot beweging binnen de EU om haar structurele zwakheden
aan te pakken. Eén zo’n initiatief werd onlangs aangekondigd door
Commissievoorzitter von der Leyen. Haar nieuwe “plan” belooft dat evenwicht te
herstellen en van Europa “de plaats te maken waar toekomstige technologieën,
diensten en schone producten worden uitgevonden, geproduceerd en op de markt
gebracht” – en dit alles “terwijl we het eerste continent worden dat
klimaatneutraal wordt”. Het heet het Competitiveness Compass en het bouwt
grotendeels voort op de aanbevelingen van het Draghi-rapport van vorig jaar.
Brussel ziet het als een belangrijke sprong voorwaarts om de EU-economie weer
op de rails te krijgen.
Bij nadere
bestudering blijkt het plan van de Commissie echter weinig meer te zijn dan een
bekende mix van modewoorden – AI, geavanceerde materialen, kwantumcomputing,
biotech, robotica – gekoppeld aan verbijsterende beelden, waaronder een kompas
dat veelzeggend in acht verschillende richtingen tegelijk wijst. Het is een
PowerPoint-presentatie vermomd als strategie, zoals Wolfgang Münchau het zo
treffend omschreef.
De geplande
“ongekende vereenvoudigingsinspanning,” te beginnen met een grondige herziening
van de duurzaamheidsrapportage en due diligence, zou – als ze wordt uitgevoerd
– Europese bedrijven een beetje respijt geven van het alomtegenwoordige en
steeds groeiende regelgevingskader van de EU, dat een verstikkende barrière is
geworden voor groei en innovatie, vooral in de technologiesector.
Maar dit lost de
onderliggende economische problemen van het blok niet op: het chronische tekort
aan productieve investeringen, vooral in O&O; de lage consumptieniveaus;
het ingebakken vooroordeel tegen industrieel beleid; de hoge energiekosten; en
de fundamenteel bureaucratische, gelaagde aard van het bestuursregime van de
Unie. Over deze kwesties zijn er slechts vage toezeggingen over toekomstige
strategieën en voorstellen – die waarschijnlijk allemaal jaren nodig zullen
hebben om hun weg te vinden door het byzantijnse wetgevingsproces van de EU.
Maar de realiteit
is dat veel van de fundamentele problemen van de EU niet voortkomen uit louter
“beleidsfouten” of, nog minder, uit het vermeende “onvolledige” karakter van
het blok. Deze problemen zijn diep verankerd in het supranationale ontwerp van
de EU. Met andere woorden, de enige manier om de economische uitdagingen van de
EU echt aan te pakken is door te erkennen dat het kernprobleem de EU zelf is.
Een van de belangrijkste
– en vaak over het hoofd geziene – beperkingen van de EU-economie is de euro.
Het verlies van monetaire soevereiniteit dat de munt met zich meebrengt, in
combinatie met de strenge regels voor tekorten en schulden die zijn vastgelegd
in de EU-verdragen, blijft een van de grootste belemmeringen voor groei in
Europa en belemmert lidstaten in het stimuleren van hun economie door middel
van overheidsinvesteringen en een actief industriebeleid.
Bovendien is de EU
er niet in geslaagd om deze inlevering van soevereiniteit te compenseren met
adequate begrotings- en investeringsinstrumenten op Europees niveau en heeft ze
zich beperkt tot tijdelijke maatregelen zoals het Covid-19 Herstelfonds. Deze
structurele beperking is een belangrijke reden waarom de overheidsinvesteringen
in de EU steeds achterbleven bij die van de Verenigde Staten en andere
geavanceerde economieën.
Trouwens, zelfs als
de EU erin zou slagen om haar “federale” begrotings- en investeringscapaciteit
uit te breiden, zoals het Competitiveness Compass beoogt, zou dit alleen maar
meer problemen creëren dan oplossen. In plaats van de structurele problemen van
de EU aan te pakken, zou een dergelijke stap de supranationale instellingen,
met name de Commissie, alleen maar meer macht geven, waardoor het
technocratische en ondemocratische bestuur van het blok zou worden verdiept.
Een andere kwestie
is de historische vooringenomenheid van de EU tegen een robuust
industriebeleid. Sinds haar oprichting is de EU sterk beïnvloed door
neoliberale economische doctrines die de vermeende “verstorende” aard van
industriebeleid benadrukken. Strenge regels voor staatssteun verbieden in het
algemeen elke vorm van steun door lidstaten die bepaalde bedrijven of
industrieën zou kunnen bevoordelen, tenzij expliciet toegestaan onder
specifieke uitzonderingen. Het idee is dat het toestaan van lidstaten om hun
nationale industrieën te steunen zou kunnen leiden tot een ongelijk speelveld,
waarbij omstandigheden worden gecreëerd waarin bedrijven met overheidssteun in
het voordeel zijn ten opzichte van anderen. Maar dit maakt Europa dramatisch
slecht voorbereid om te concurreren met landen als China en de VS, die zwaar
leunen op door de staat gestuurd industrieel beleid – zoals de CHIPS and
Science Act en de Inflation Reduction Act (IRA) – om een concurrentievoordeel
te behalen, vooral in de afgelopen jaren.
In reactie daarop
hebben de EU-leiders meer gesproken over de noodzaak van een “Made in
Europe”-strategie als tegenwicht voor de mogelijke economische gevolgen van het
“America First”-beleid. Maar de realiteit is dat het institutionele kader van
de EU haar ernstig ongeschikt maakt om het hoofd te bieden aan het nieuwe
21e-eeuwse geopolitieke landschap van door de staat geleide economische
renationalisatie. Zelfs als het Competitiveness Compass het belang erkent van
het stimuleren van technologische soevereiniteit of het versterken van de
Europese productie, zullen lidstaten het in deze context een uitdaging vinden
om het soort gerichte, industriespecifieke maatregelen te implementeren die
innovatie echt kunnen stimuleren of toeleveringsketens kunnen verankeren.
Het complexe
bestuurskader van de EU vormt een extra uitdaging. Het blok werkt met meerdere
besluitvormingslagen, waarbij niet alleen de lidstaten maar ook verschillende
belangrijke instellingen betrokken zijn. Dit sterk gebureaucratiseerde apparaat
op meerdere niveaus resulteert in een traag en ingewikkeld
besluitvormingsproces, dat vaak leidt tot gefragmenteerde en inconsistente
beleidsreacties. Dit is bijvoorbeeld de reden waarom de beperkte investeringen
en het industriebeleid die wel plaatsvinden, gefragmenteerd en verdeeld blijven
langs nationale lijnen en tussen de lidstaten en de EU.
Bovendien moet de
EU, wanneer ze een nieuw beleid zoals het Competitiveness Compass uitrolt,
navigeren langs meerdere institutionele vetopunten, elk met hun eigen
prioriteiten en beperkingen. Het resulterende beleid wordt onvermijdelijk
afgezwakt of losgekoppeld van lokale behoeften, waardoor het effect ervan
verwatert en er niet wordt ingespeeld op de echte behoeften van burgers en
lidstaten. Bovendien kunnen de wetgevings- en implementatieprocessen jaren in
beslag nemen, waardoor beleidsmaatregelen achter de feiten aanlopen.
In het licht van
deze systemische uitdagingen worden de beperkingen van het
Competitiviteitskompas duidelijk. Het mag dan doelen stellen om investeringen
te stimuleren, innovatie aan te moedigen en vaardigheden te verbeteren, de
realiteit is dat al deze inspanningen opereren binnen het keurslijf van de
euro, de beperkingen van de EU op het gebied van industriële strategie en een
omslachtig bestuursmodel. Bovendien zou elke oplossing die gericht is op het
verder centraliseren van het industriebeleid, zoals opgemerkt, alleen maar meer
macht geven aan de instellingen die deze structurele problemen vaak verergeren
door gebrekkig beleid. Een voor de hand liggend voorbeeld is de stijging van de
energieprijzen veroorzaakt door de ondoordachte beslissing van het blok, onder
sterke druk van de Commissie, om zich los te koppelen van Russisch gas. Zowel
het Draghi-rapport als het Competitiveness Compass benadrukken dit als een van
de belangrijkste redenen voor het verlies aan concurrentievermogen van de EU.
Uiteindelijk
betekent een echte afrekening met de economische problemen van de EU dat we
erkennen dat deze geworteld zijn in de economische en politieke beperkingen van
het supranationale model zelf. En nu de industrie en economie van Europa steeds
langzamer draaien, wordt het steeds duidelijker dat noch cosmetische
hervormingen noch gerichte initiatieven de fundamentele problemen kunnen
oplossen. Europa heeft ongetwijfeld een nieuw kompas nodig, maar de oplossing
ligt in een radicale herziening van de intra-Europese samenwerking. Als Trump
de trans-Atlantische handelsbetrekkingen echt opnieuw in evenwicht wil brengen,
dan zou de meest effectieve aanpak zijn om de ontmanteling van de EU te
steunen.
Copyright ©
2024 vertaling door Frontnieuws.