zaterdag 8 februari 2025

Europa kan de toekomst vaarwel zeggen – Het zit gevangen in een neoliberale gevangenis

 februari 5, 2025   26  

   © European Union, 2025 / Wikipedia / (CC BY 4.0)

Meer dan twintig jaar geleden onthulde de EU haar Lissabonstrategie, die tot doel had het blok om te vormen tot “de meest dynamische, concurrerende en duurzame kenniseconomie met volledige werkgelegenheid en een hechtere economische en sociale samenhang.”

We weten hoe goed dat heeft uitgepakt. De EU is nauwelijks dynamisch en zeker niet concurrerend te noemen en heeft consequent achterstand opgelopen ten opzichte van andere landen in vrijwel elke belangrijke economische metriek. Terwijl de VS en China hun race om de technologische suprematie van de 21e eeuw opvoeren, staat Europa aan de zijlijn toe te kijken – geteisterd door economische stagnatie, hoge energiekosten, politieke onrust en bureaucratische inertie, schrijft Thomas Fazi.

En nu is het in paniek door de dreiging van importtarieven van Donald Trump. Maar zou een herbalancering van de Europese economie, die momenteel een enorm handelsoverschot heeft ten opzichte van de VS, echt zo slecht zijn?

De realiteit is dat exportgroei niet wijst op een succesvolle economie. Integendeel, kijk maar naar Duitsland. De EU is altijd een exportgrootmacht geweest, juist vanwege haar verzwakkende economie, veroorzaakt door een gebrek aan binnenlandse consumptie en investeringen.

De VS hebben al lang hun bezorgdheid geuit over het bedel-bij-buur mercantilistische beleid van de EU – al lang voordat Trump op het politieke toneel verscheen. Meer dan tien jaar geleden hekelde het Amerikaanse ministerie van Financiën de Europese autoriteiten omdat ze de wereldeconomie naar beneden haalden. “Europa’s algehele aanpassing is in wezen gebaseerd op de vraag die van buiten Europa komt, in plaats van het aanpakken van de tekorten in de vraag die binnen Europa bestaan,” schreven ze. Sindsdien is er niets veranderd.

De handelsoorlog van Trump heeft met andere woorden al lang op zich laten wachten. En zijn tarieven zouden wel eens een zegen voor de EU kunnen blijken te zijn, als ze het blok dwingen om af te stappen van zijn gebrekkige exportgerichte model, dat fundamenteel gebaseerd is op het onderdrukken van de binnenlandse vraag en investeringen ten gunste van de vraag uit het buitenland: voornamelijk de VS.

De dreiging van Trump heeft al geleid tot beweging binnen de EU om haar structurele zwakheden aan te pakken. Eén zo’n initiatief werd onlangs aangekondigd door Commissievoorzitter von der Leyen. Haar nieuwe “plan” belooft dat evenwicht te herstellen en van Europa “de plaats te maken waar toekomstige technologieën, diensten en schone producten worden uitgevonden, geproduceerd en op de markt gebracht” – en dit alles “terwijl we het eerste continent worden dat klimaatneutraal wordt”. Het heet het Competitiveness Compass en het bouwt grotendeels voort op de aanbevelingen van het Draghi-rapport van vorig jaar. Brussel ziet het als een belangrijke sprong voorwaarts om de EU-economie weer op de rails te krijgen.

 

Bij nadere bestudering blijkt het plan van de Commissie echter weinig meer te zijn dan een bekende mix van modewoorden – AI, geavanceerde materialen, kwantumcomputing, biotech, robotica – gekoppeld aan verbijsterende beelden, waaronder een kompas dat veelzeggend in acht verschillende richtingen tegelijk wijst. Het is een PowerPoint-presentatie vermomd als strategie, zoals Wolfgang Münchau het zo treffend omschreef.

De geplande “ongekende vereenvoudigingsinspanning,” te beginnen met een grondige herziening van de duurzaamheidsrapportage en due diligence, zou – als ze wordt uitgevoerd – Europese bedrijven een beetje respijt geven van het alomtegenwoordige en steeds groeiende regelgevingskader van de EU, dat een verstikkende barrière is geworden voor groei en innovatie, vooral in de technologiesector.

Maar dit lost de onderliggende economische problemen van het blok niet op: het chronische tekort aan productieve investeringen, vooral in O&O; de lage consumptieniveaus; het ingebakken vooroordeel tegen industrieel beleid; de hoge energiekosten; en de fundamenteel bureaucratische, gelaagde aard van het bestuursregime van de Unie. Over deze kwesties zijn er slechts vage toezeggingen over toekomstige strategieën en voorstellen – die waarschijnlijk allemaal jaren nodig zullen hebben om hun weg te vinden door het byzantijnse wetgevingsproces van de EU.

Maar de realiteit is dat veel van de fundamentele problemen van de EU niet voortkomen uit louter “beleidsfouten” of, nog minder, uit het vermeende “onvolledige” karakter van het blok. Deze problemen zijn diep verankerd in het supranationale ontwerp van de EU. Met andere woorden, de enige manier om de economische uitdagingen van de EU echt aan te pakken is door te erkennen dat het kernprobleem de EU zelf is.

Een van de belangrijkste – en vaak over het hoofd geziene – beperkingen van de EU-economie is de euro. Het verlies van monetaire soevereiniteit dat de munt met zich meebrengt, in combinatie met de strenge regels voor tekorten en schulden die zijn vastgelegd in de EU-verdragen, blijft een van de grootste belemmeringen voor groei in Europa en belemmert lidstaten in het stimuleren van hun economie door middel van overheidsinvesteringen en een actief industriebeleid.

Bovendien is de EU er niet in geslaagd om deze inlevering van soevereiniteit te compenseren met adequate begrotings- en investeringsinstrumenten op Europees niveau en heeft ze zich beperkt tot tijdelijke maatregelen zoals het Covid-19 Herstelfonds. Deze structurele beperking is een belangrijke reden waarom de overheidsinvesteringen in de EU steeds achterbleven bij die van de Verenigde Staten en andere geavanceerde economieën.

 

Trouwens, zelfs als de EU erin zou slagen om haar “federale” begrotings- en investeringscapaciteit uit te breiden, zoals het Competitiveness Compass beoogt, zou dit alleen maar meer problemen creëren dan oplossen. In plaats van de structurele problemen van de EU aan te pakken, zou een dergelijke stap de supranationale instellingen, met name de Commissie, alleen maar meer macht geven, waardoor het technocratische en ondemocratische bestuur van het blok zou worden verdiept.

Een andere kwestie is de historische vooringenomenheid van de EU tegen een robuust industriebeleid. Sinds haar oprichting is de EU sterk beïnvloed door neoliberale economische doctrines die de vermeende “verstorende” aard van industriebeleid benadrukken. Strenge regels voor staatssteun verbieden in het algemeen elke vorm van steun door lidstaten die bepaalde bedrijven of industrieën zou kunnen bevoordelen, tenzij expliciet toegestaan onder specifieke uitzonderingen. Het idee is dat het toestaan van lidstaten om hun nationale industrieën te steunen zou kunnen leiden tot een ongelijk speelveld, waarbij omstandigheden worden gecreëerd waarin bedrijven met overheidssteun in het voordeel zijn ten opzichte van anderen. Maar dit maakt Europa dramatisch slecht voorbereid om te concurreren met landen als China en de VS, die zwaar leunen op door de staat gestuurd industrieel beleid – zoals de CHIPS and Science Act en de Inflation Reduction Act (IRA) – om een concurrentievoordeel te behalen, vooral in de afgelopen jaren.

In reactie daarop hebben de EU-leiders meer gesproken over de noodzaak van een “Made in Europe”-strategie als tegenwicht voor de mogelijke economische gevolgen van het “America First”-beleid. Maar de realiteit is dat het institutionele kader van de EU haar ernstig ongeschikt maakt om het hoofd te bieden aan het nieuwe 21e-eeuwse geopolitieke landschap van door de staat geleide economische renationalisatie. Zelfs als het Competitiveness Compass het belang erkent van het stimuleren van technologische soevereiniteit of het versterken van de Europese productie, zullen lidstaten het in deze context een uitdaging vinden om het soort gerichte, industriespecifieke maatregelen te implementeren die innovatie echt kunnen stimuleren of toeleveringsketens kunnen verankeren.

Het complexe bestuurskader van de EU vormt een extra uitdaging. Het blok werkt met meerdere besluitvormingslagen, waarbij niet alleen de lidstaten maar ook verschillende belangrijke instellingen betrokken zijn. Dit sterk gebureaucratiseerde apparaat op meerdere niveaus resulteert in een traag en ingewikkeld besluitvormingsproces, dat vaak leidt tot gefragmenteerde en inconsistente beleidsreacties. Dit is bijvoorbeeld de reden waarom de beperkte investeringen en het industriebeleid die wel plaatsvinden, gefragmenteerd en verdeeld blijven langs nationale lijnen en tussen de lidstaten en de EU.

 

Bovendien moet de EU, wanneer ze een nieuw beleid zoals het Competitiveness Compass uitrolt, navigeren langs meerdere institutionele vetopunten, elk met hun eigen prioriteiten en beperkingen. Het resulterende beleid wordt onvermijdelijk afgezwakt of losgekoppeld van lokale behoeften, waardoor het effect ervan verwatert en er niet wordt ingespeeld op de echte behoeften van burgers en lidstaten. Bovendien kunnen de wetgevings- en implementatieprocessen jaren in beslag nemen, waardoor beleidsmaatregelen achter de feiten aanlopen.

In het licht van deze systemische uitdagingen worden de beperkingen van het Competitiviteitskompas duidelijk. Het mag dan doelen stellen om investeringen te stimuleren, innovatie aan te moedigen en vaardigheden te verbeteren, de realiteit is dat al deze inspanningen opereren binnen het keurslijf van de euro, de beperkingen van de EU op het gebied van industriële strategie en een omslachtig bestuursmodel. Bovendien zou elke oplossing die gericht is op het verder centraliseren van het industriebeleid, zoals opgemerkt, alleen maar meer macht geven aan de instellingen die deze structurele problemen vaak verergeren door gebrekkig beleid. Een voor de hand liggend voorbeeld is de stijging van de energieprijzen veroorzaakt door de ondoordachte beslissing van het blok, onder sterke druk van de Commissie, om zich los te koppelen van Russisch gas. Zowel het Draghi-rapport als het Competitiveness Compass benadrukken dit als een van de belangrijkste redenen voor het verlies aan concurrentievermogen van de EU.

Uiteindelijk betekent een echte afrekening met de economische problemen van de EU dat we erkennen dat deze geworteld zijn in de economische en politieke beperkingen van het supranationale model zelf. En nu de industrie en economie van Europa steeds langzamer draaien, wordt het steeds duidelijker dat noch cosmetische hervormingen noch gerichte initiatieven de fundamentele problemen kunnen oplossen. Europa heeft ongetwijfeld een nieuw kompas nodig, maar de oplossing ligt in een radicale herziening van de intra-Europese samenwerking. Als Trump de trans-Atlantische handelsbetrekkingen echt opnieuw in evenwicht wil brengen, dan zou de meest effectieve aanpak zijn om de ontmanteling van de EU te steunen.


                           


Copyright © 2024 vertaling door Frontnieuws.

https://www.frontnieuws.com/europa-kan-de-toekomst-vaarwel-zeggen-het-zit-gevangen-in-een-neoliberale-gevangenis/

Franse leider van extreemlinks Mélenchon roept in schokkende toespraak openlijk op tot Grote Vervanging

11/02/2025   In twee toespraken, die binnen 24 uur werden gehouden in de Franse stad Toulouse, sprak Jean-Luc Mélenchon enkele van de meest ...