’s Werelds legers stoten meer uit dan lucht- en scheepvaart samen. Maar daar is op COP26 niet over gesproken
Mick Van Loon – 13/11/2021
© Aangeboden door Business AM
Sommige wetenschappers schatten dat ’s werelds legers en hun ondersteunende industrieën samen tot 5 procent van de wereldwijde uitstoot kunnen uitmaken: meer dan de burgerluchtvaart en de scheepvaart samen. Ondanks die buitensporige rol van het militaire complex weten we verrassend weinig over z’n uitstoot. En werd er niet over gesproken op de afgelopen klimaattop in Glasgow.
Leiderschap op het gebied van klimaatverandering
vereist meer dan opzwepende toespraken. Het betekent harde waarheden onder ogen
zien. Eén zo’n waarheid is de enorme bijdrage die het militaire apparaat levert
aan de klimaatcrisis.
Het Amerikaanse ministerie van Defensie is
bijvoorbeeld de grootste institutionele verbruiker van fossiele brandstoffen
ter wereld – en de grootste institutionele uitstoter. Uit een studie uit 2019
blijkt dat als het Amerikaanse leger een land zou zijn, het alleen al door
brandstofverbruik, het de 47e grootste uitstoter van broeikasgassen ter wereld
zou zijn, tussen Peru en Portugal. Met andere woorden, het Amerikaanse leger is
een klimaatactor met meer gevolgen dan veel van de geïndustrialiseerde landen
die bijeenkwamen op de COP26-top in Glasgow.
Een recent rapport van Scientists for Global
Responsibility (SGR) schatte de CO2-voetafdruk van de strijdkrachten van de EU
in 2019 op in totaal 24,8 miljoen ton, waarbij Frankrijk ongeveer een derde
daarvan voor zijn rekening nam. Ondertussen zegt de Amerikaanse regering dat
haar strijdkrachten 56 miljoen ton CO2 uitstoten, maar omdat er grotere hiaten
in de gegevens zijn, schat SGR dat dit aanzienlijk hoger is met 205 miljoen ton.
Met dank aan de VS en John Kerry
Ondanks die buitensporige rol van militairen in het
hele uitstoot, weten we verrassend weinig over details daarover. Een van de
redenen waarom we zo weinig weten, is dat het leger een van de laatste zeer
vervuilende industrieën is waarvan de uitstoot niet aan de Verenigde Naties
hoeft te worden gemeld. De VS kunnen daarvoor de eer opeisen. In 1997
bedisselde het Amerikaanse onderhandelingsteam (onder leiding van John Kerry
nota bene) een algemene militaire vrijstelling in het kader van het
klimaatakkoord van Kyoto.
Op dit moment zijn 46 landen en de Europese Unie
verplicht om hun nationale emissies jaarlijks te rapporteren onder het
Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC). De
Overeenkomst van Parijs van 2015 verwijderde de militaire vrijstelling van
Kyoto, maar de rapportage van militaire emissies bleef wel vrijwillig.
Onderrapportage is dus nog steeds de norm. De rapportage over militaire
emissies door de vele landen die niet jaarlijks aan de UNFCCC hoeven te
rapporteren, is nog erger. Dit omvat landen met enorme militaire budgetten,
zoals China, India, Saoedi-Arabië en Israël.
In 2020 bereikten de wereldwijde militaire uitgaven
bijna 2 biljoen euro en de internationale gemeenschap is zich grotendeels niet
bewust van de koolstofkosten die dat meebrengt. Deze enorme militaire afdruk op
de atmosfeer van de aarde stond niet op de formele agenda van COP26. De hoop is
echter dat het volgend jaar voor COP27 zal zijn.
Eén van de problemen: wat tel je?
In juni kondigde de militaire alliantie van de NAVO
aan dat het concrete doelen zou stellen om “bij te dragen aan het doel van
netto nul-emissies tegen 2050”. Ondertussen moeten landen als Zwitserland en
het VK, die nationale wetgeving hebben aangenomen die netto-nuldoelen stelt, de
ongemakkelijke waarheid onder ogen zien dat hun ministeries van defensie de
grootste institutionele emittenten binnen de regering zijn.
Ondanks al hun koopkracht en politieke invloed
lopen legers achter op het gebied van duurzaamheid. Dit bleek duidelijk uit de
aanvullende belofte van de NAVO in 2021 om een methode voor het tellen van
koolstof te ontwikkelen die haar leden kunnen gebruiken. Want: welke uitstoot
moeten militairen tellen? Moeten dergelijke boekhoudkundige oefeningen zich
uitsluitend toespitsen op brandstofverbruik en energieverbruik? Of moet de
werking van de enorme, wereldwijde toeleveringsketens – zoals die van het
Defense Logistics Agency van de Amerikaanse regering – ook worden opgenomen?
Emissies van toeleveringsketens kunnen 5,5 keer hoger zijn dan de eigen
operationele emissies van een organisatie.
En hoe zit het met overzeese operaties, openlijk of
verborgen, of de bredere klimatologische kosten van oorlog en vrede, zoals
aantasting van het landschap, ontbossing of wederopbouw?
Er mogen geen illusies bestaan over de omvang van
de uitdaging waarmee regeringen worden geconfronteerd. Oorlog is een vuile
zaak. Legers zijn institutioneel complex en inkoopcycli duren tientallen jaren,
waardoor de uitstoot kan worden “ingesloten”. Dingen zullen niet van de ene op
de andere dag veranderen, maar wat ze niet tellen, kunnen we niet zien.
(kg)