ANTROPOLOGIE
De replica van een schedel van de homo
heidelbergensis. — © Uwe Anspach/ getty
Ooit waren onze verre voorouders met niet veel meer dan duizend. Genetici hebben in modern DNA bewijs gevonden voor een bevolkingscrash die de mensheid maar ternauwernood heeft overleefd.
Senne Starckx 1/09/2023 om 05:00
Het had niet veel gescheeld of de menselijke
evolutie was al in de knop gebroken toen er van de moderne mens, de homo
sapiens, nog lang geen sprake was. Dat suggereert een nieuw genetisch onderzoek
naar de demografie van onze verre voorouders. Volgens het onderzoek, waarvan de
neerslag deze week in Science is verschenen,
is de mensheid bijna een miljoen jaar geleden op het nippertje aan uitsterving
ontsnapt.
De bevolkingscrisis die de mens ei zo na de kop
kostte, was bovendien niet van korte duur. Ze duurde meer dan 100.000 jaar. Van
930.000 tot 813.000 jaar geleden lag het mensental zowat bij het
bestaansminimum. In die periode zou de effectieve mensenpopulatie (het
vruchtbare volwassen deel ervan) slechts 1.300 leden groot zijn geweest. Dat
terwijl er vóór de bevolkingscrisis bijna honderd keer zoveel mensen waren. Pas
aan het einde van de crisisperiode groeide de mensheid weer stevig aan.
De demografische instorting had impact op het DNA
van de mensen die haar hebben overleefd. Ze leidde behalve tot een
demografische ook tot een genetische flessenhals, en die is nog zichtbaar in
het DNA van moderne mensen. Een internationaal team genetici onder leiding van
Chinese vorsers trof de flessenhals aan in het erfelijk materiaal van een
drieduizendtal mensen. De genetici gebruikten een eigen ontwikkelde techniek
waarmee ze op basis van de genetische variatie binnen een moderne
bevolkingsgroep de grootte van verre voorouderlijke groepen kunnen inschatten.
Verspreiding
vanuit Afrika
De genetische flessenhals kwam wel alleen duidelijk
tevoorschijn in het DNA van de moderne Afrikanen in het onderzoek – de vorsers
gebruikten resultaten van bestaande volledige DNA-analyses bij tien moderne
Afrikaanse bevolkingsgroepen, en veertig niet-Afrikaanse. In het erfelijk
materiaal van de niet-Afrikaanse groepen vonden de onderzoekers enkel een
verdoken signaal. Ze verklaarden dat door de verspreiding van de homo sapiens
vanuit Afrika naar Europa en Azië vanaf omstreeks 65.000 jaar geleden. Daardoor
zouden er in Afrika veel meer afstammingslijnen helemaal teruglopen tot de
bewuste periode van bijna een miljoen jaar geleden. Illustratief daarvoor is
het DNA van mensen van het Yoruba-volk in het huidige Nigeria: de genetische
flessenhals dook al op nadat de vorsers nog maar de genetische codes van drie
individuen hadden samen gelegd.
Toen de mensheid door het diepe demografische dal
ging en flirtte met extinctie, moest de eerste homo sapiens nog geboren worden.
Het was de tijd van de gemeenschappelijke voorouder die we delen met de
neanderthaler, maar ook met de denisovamens, een Aziatische pendant van de
neanderthaler. Waar die voorouder, die werd gekenmerkt door relatief grote
hersenen, voornamelijk uithing en vooral waar hij zich heeft kunnen handhaven,
is nog voer voor debat. Afrika ligt voor de hand, getuige verschillende
vondsten van fossielen uit die tijd in het huidige Ethiopië, Kenia en Tanzania.
Maar ook Europa en Azië zijn mogelijkheden, met fossiele vindplaatsen in
Groot-Brittannië, Italië en Spanje, en respectievelijk in China. Of die
gemeenschappelijke voorouder ook een naam heeft? U mag hem homo heidelbergensis
of homo antecessor noemen.
Langere
ijstijden
Dat de gezamenlijke voorouder van ons en van de neanderthaler
op zo veel plekken voorkwam, die bovendien erg ver van elkaar liggen, lijkt
vreemd in het licht van de zojuist beschreven bevolkingscrisis. Maar dat is nu
eenmaal het gevolg van hoe populatiegenetici werken: ze volgen onze
afstammingslijnen terug in de tijd. Groepen mensen die in de loop van de
evolutie zijn uitgestorven, kunnen daarbij over het hoofd worden gezien. Dat
betekent dat de mensheid in het nipt vermeden scenario waarin onze voorouders
uitstierven, zich alsnog zou hebben kunnen ontwikkelen. Andere mensengroepen
hadden dan misschien wel kunnen overleven – kijk maar naar wat er met de
neanderthalers is gebeurd.
In ieder geval toont het nieuwe onderzoek aan dat
de ontwikkeling van de moderne mens zeker niet van een leien dakje is gelopen.
‘Het stelt scherp op hoe kwetsbaar vroege mensengroepen wel waren’, schrijft de
eminente Britse paleoantropoloog Chris Stringer in een commentaarstuk in Science.
‘Het doet beseffen dat onze evolutionaire lijn ooit bijna was doodgelopen.’ De
studie stelt ook het beeld van de totstandkoming van onze moderne genen bij.
‘De relatief lage genetische diversiteit bij de moderne mens wordt gewoonlijk
gezien als een erfenis van prehistorische voorouderpopulaties die altijd klein
zijn gebleven’, zegt Toomas Kivisild, evolutionair geneticus aan de KU Leuven.
‘Maar ze kan dus ook het gevolg zijn van een sterke bevolkingsafname lang
geleden.’
Wat was de oorzaak van de bevolkingscrash? De
onderzoekers wijzen naar een klimaatverandering die zich omstreeks 900.000 jaar
geleden heeft voltrokken. De cyclus van afwisselend ijstijden en warme perioden
veranderde toen: de ijstijden gingen veel langer duren en ze werden ook
heviger. Het klimaat werd op vele plekken kouder en droger. Toch kropen onze
voorouders omstreeks 813.000 weer uit het dal. Opnieuw in het DNA van moderne
Afrikanen zagen de vorsers dat het mensental toen is vertwintigvoudigd. Mogelijk
kwam dat door een innovatie die wellicht ook uit die tijd stamt: het maken van
vuur.