‘Jurguén geeft toekomst aan onze jongeren’
JOHN VANDAELE . 15 NOVEMBER 2022
MO*journalist John
Vandaele bezocht in Congo de ngo Faja Lobi, die tien jaar geleden werd
opgestart door Gentenaar Jurgen Heytens. Met vele kleine giften plantte de
organisatie 3000 hectare bos aan in de savannes van Kwilu én werd ze de
grootste werkgever van de streek. Het is een zoektocht naar een
ontwikkelingspad dat welvaart brengt, en tegelijk het woud intact laat.
De aftandse jeep zwoegt negen uur op
de 120 kilometer van Kikwit naar de stad Idiofa, dat zo’n 150.000 inwoners
telt. Terwijl we ons voor de zoveelste keer dreigen in het zand vast te rijden,
vragen we ons af waar Jurgen Heytens de moed en
energie vindt om deze slechte weg ontelbare keren af te leggen. Tien jaar
geleden richtte de Gentenaar de ngo Faja Lobi op met de winsten uit zijn
gelijknamige restaurant in Gent. Het doel: een Congolees bosbouwproject van de
grond krijgen.
Het is tien uur ‘s avonds en aardedonker als we
Idiofa eindelijk bereiken. De ontvangst op het kantoor van Faja Lobi is
hartelijk. We eten samen op het terras van de tweede verdieping van het
nagelnieuwe gebouw. In het donker kunnen we de omgeving niet zien. Nu en dan
springt een aap uit de bomen het terras op, in de hoop een banaan of ander
lekkers te versieren. Ze zijn behoorlijk assertief.
Chénilles
De grote verrassing volgt de volgende ochtend, als
we door het raam kijken en niets dan bos zien. Groene bossen zo ver het oog
reikt.
‘770 hectaren’, licht Heytens toe. Uit het bos
weerklinken vele dolenthousiaste stemmetjes. Later blijkt dat honderden
kinderen, jongeren en vrouwen er zich tegoed doen aan de chénilles in de bossen, de eiwitrijke rupsen die in Congo een populaire
lekkernij zijn. Het is de eerste keer dat deze bossen, vlakbij de stad Idiofa,
zo overvloedig chénilles geven. En of
ze daar blij mee zijn.
Als we later die dag de omgeving en de bossen
verkennen, tonen vele tientallen rupsenrapers ons uitgelaten hun ‘oogst’. En
telkens weerklinkt de naam Jurgen. Of eerder: ‘Jurguèn, jurguèn …’
De mensen zijn hem dankbaar voor de supermarkt van
eiwitten, maar vooral ook omdat Faja Lobi zowat de belangrijkste werkgever van
de regio is geworden. ‘Hij heeft levens gered van de jongeren hier, anders
waren ze toch maar kleine bandietjes geworden,’ zegt Norbert Ontshas, een gepensioneerde ambtenaar.
We stoten ook op de zogenaamde chacals, de jakhalzen of boswachters. Zij zien erop toe dat de wouden
worden gerespecteerd, dat er geen hout wordt gekapt of met vuur wordt gespeeld.
In dit droogseizoen is brand een reëel gevaar, het vergt onderhoud, brede
brandgangen en aandacht om dat te voorkomen.
Een van de chacals draagt een uniform van het OCMW van Moorslede, het Gentse
ziekenhuis Jan Palfijn of de Redders van de Kust van Koksijde. ‘Ze wilden graag
een soort uniform’, legt Heytens uit. ‘We kregen die gratis uit Vlaanderen.’
‘Gemiddeld 70% van onze bestedingen belandt bij de
lokale bevolking.’
Jarenlang sprokkelde Heytens overal kleine bedragen
en steun bijeen om het project draaiende te houden en de mensen aan het werk te
houden. ‘Alles bij elkaar moet het intussen om zo’n 2 miljoen euro gaan. En
gemiddeld belandt 70% van onze bestedingen bij de lokale bevolking.’
De ngo stelde vorig jaar gemiddeld zo’n 700
dagloners te werk, dit jaar gaat het al om 1400 mensen, tegen 2,5 dollar per
dag plus een maaltijd en heeft 110 mensen in vast dienstverband. Heytens: ‘Voor
de dagloners onderhandelden we met het ministerie van Arbeid dat ze langer dan
20 dagen mogen werken voor ons, zoals het statuut van dagloner voorziet. Op die
manier hebben ze toch ook meer inkomenszekerheid. Want toekomst geven, is
stabiliteit creëren.’
Jurgen Heytens: ‘Een betere landbouw moet de bevolking een beter
structureel inkomen geven, zonder dat bossen moeten worden gekapt.’
Stabiliteit door
bosbouw
Als we later door de stad lopen, roept een man
vanuit de verte. ‘Jurguén!’ Nadien vertelt hij
hoe hij twee jaar geleden mee op straat stond en betoogde voor Heytens
vrijlating. Hij werd toen om vermeende belastingontduiking vastgehouden.
En de man bevestigt nogmaals wat zovelen al zeiden:
‘Jurgen geeft onze jongeren werk.’ Het feit dat Heytens de lokale taal spreekt,
jarenlang in een bescheiden hut woonde en zich hier al tien jaar met Idiofa
verbindt, verhoogt ongetwijfeld zijn geloofwaardigheid.
Nochtans kwam Heytens niet in de eerste plaats naar
Congo om mensen tewerk te stellen. Hij wilde bomen, of zelfs grote bossen,
planten als remedie tegen klimaatverandering. Met dezelfde financiële middelen
valt nu eenmaal veel meer bos te bouwen in Congo dan in West-Europa.
‘In Gent had ik een Congolese buurvrouw, Annie,
wiens broer in Idiofa woonde, die ik vervolgens bezocht. Dit leek me een
interessante locatie. Het is een middelgrote stad in een gebied met een zo goed
als boomloze savanne. Omdat ze niet ver van het woud ligt, is er ook wat meer
regen en was er de mogelijkheid om via herbebossing de connectie met het woud
te maken.’
Het territorium van Idofa beslaat 20.000 vierkante
kilometer, ofwel twee derde de oppervlakte van België. Tijdens de laatste 40
jaar werd 240.000 hectare woud gekapt. Faja Lobi plantte intussen opnieuw 3000
hectare bos aan. Maar hoe begin je aan zo’n project?
‘Weet je dat jongeren nu uit Idiofa terugkeren naar
het dorp Makanga, op 50 kilometer hiervandaan, omdat ze bij Faja Lobi kunnen
werken?’
Aanvankelijk was het niet evident voor Heytens.
‘Het gerucht ging de rond dat ce blanc diamanten
kwam zoeken in de streek’, aldus journalist Rigobert van de gemeenschapsradio Nsemo (Licht). ‘Niemand geloofde echt dat
hij bomen wilde planten en dat wij daar iets aan zouden hebben.’
Vandaag werkt de radiozender graag samen met Faja
Lobi, omdat het bijdraagt tot ontwikkeling, benadrukt hij. ‘Weet je dat
jongeren nu uit Idiofa terugkeren naar het dorp Makanga, op 50 kilometer
hiervandaan, omdat ze bij Faja Lobi kunnen werken? De bosbouw zorgt voor
stabiliteit.’ Het aanvankelijke wantrouwen is omgeslagen in enthousiasme.
Heytens sprak diverse clans aan en vroeg hen of hij
een concessie kon krijgen op een deel van hun gronden. De clans beschikken over
immense oppervlakte aan savannegebied waar ze verder weinig mee doen. Dan is
een concessiebedrag van 25 dollar per hectare voor 25 jaar geen onaantrekkelijk
bedrag in het Congolese binnenland.
Makanga, een dorp dat vlakbij Idiofa ligt gaf zo
900 hectare in concessie aan Faja Lobi, wat 22.500 dollar opleverde voor het
dorp. Heytens moedigt de dorpelingen bovendien aan om die kapitaalinjectie te
investeren in woningen of scholen.
Ondertussen dringen mensen om met Faja Lobi te
kunnen samenwerken. Wanneer we onderweg naar Makanga in panne vallen met de
jeep, klampt een vrouw ons even aan. ‘Waarom komt Jurguén niet naar Inswe? Dan
kan hij ons hier ook werk geven.’
Aangekomen in Makanga stormen de kinderen op ons
af. ‘Jurguèn kélé, Jurgen is
hier’, scanderen ze. Het heeft haast iets messiaans. In Makanga komen twee
agronomen zich aanbieden voor werk.
Niet alleen de kapitaalinjectie via de concessies
levert de lokale bevolking iets op. Faja Lobi legde in Makanga ook drie grote
boomkwekerijen aan wat voor werkgelegenheid zorgde. Op de 900 hectare plantte
Faja Lobi acacia’s, maar ook veel lokale boomsoorten zoals wenge, osing,
ricodendron, owes, ontang, afromosio, iroko, hevea enzovoort. De zaden komen
uit het oerwoud, waar zaadzoekers op zoek gaan naar inheemse boomsoorten die
hier vervolgens worden aangeplant. Zo verovert het bos opnieuw de savanne.
Draagvlak
In een van de pepinières treffen we 145 mensen die piepjonge boompjes uit de kweekbedden in
zakjes aan het stoppen zijn, om ze vervolgens in de kwekerij te verplanten.
Waar de bomen zullen worden geplant zodra het regenseizoen begint, worden al
immense oppervlaktes omgeploegd.
In een van de pepinières treffen we 145 mensen die piepjonge boompjes
uit de kweekbedden in zakjes aan het stoppen zijn, om ze vervolgens in de
kwekerij te verplanten.
© Bart Lasuy
Faja Lobi heeft gelukkig enkele tractoren, ploegen
en een aanhangwagen waardoor de gronden sneller klaargemaakt kunnen worden voor
de aanplanting. Die zijn er dankzij opdrachten voor Colruyt en dankzij middelen
van het World Rescources Institute van Mastercard (daarmee investeert het 2
miljoen dollar in de creatie van 1000 hectare biodivers bos met sociaal
draagvlak). Toch wordt een deel van de grond nog steeds manueel bewerkt.
Op 400 hectare zal Faja Lobi snelgroeiende acacia
en wenge aanplanten, in combinatie met veredelde maniok en andere
voedselteelten. De bevolking krijgt daarvoor gratis plantgoed. Het is een
combinatie die goed werkt omdat acacia en wenge stikstof in de grond brengt wat
de groei van maniok bevordert.
Maar de bossen die Faja Lobi aanplant zijn gericht
op natuurherstel, niet op landbouw. Alleen de eerste jaren kan er in combinatie
ook aan landbouw worden gedaan. Omdat de bomen snel zullen groeien zal er na de
oogst te weinig licht overblijven voor de maniokplanten.
‘Op termijn voorzien we wel gronden waar permanent
aan boslandbouw gedaan kan worden en waar de wenge en de acacia om de zeven
jaar gekapt zullen worden voor houtskool. Zo wordt dan telkens opnieuw ruimte
gemaakt voor maniok’, legt Heytens uit.
‘Een betere landbouw moet de bevolking een beter
structureel inkomen geven, zonder dat bossen moeten worden gekapt.’
‘Met groenbemesters en bomen kunnen we de grond
sneller vruchtbaarder maken, zodat Congo meer voedsel kan produceren op
dezelfde landbouwoppervlakte. Een betere landbouw moet de bevolking een beter
structureel inkomen geven, zonder dat bossen moeten worden gekapt. Wij zoeken
naar manieren waarop dat kan. We richten ons bewust niet op één dorp, maar op
meerdere dorpen zodat er naast onze bossen altijd voldoende grond voor landbouw
overblijft.’
Heytens beseft dat de bossen die hij aanplant niet
zullen standhouden zolang er bij de lokale bevolking geen draagvlak is. Om die
reden stampte Faja Lobi een informatiecentrum uit de grond. Studenten
informatica kunnen er voor een bescheiden bedrag hun lessen toepassen op
computers, die op de meeste scholen ontbreken.
Daarnaast verleent Faja Lobi ook studiebeurzen aan
studenten. Het richtte een klein ziekenhuis in Idiofa op en vier medische
centra in de dorpen. En ook een café met een terras, een naaiatelier voor
studenten snit en naad waar ze naaimachines kunnen gebruiken en zelfs een
opnamestudio waar jongeren muziek en video’s kunnen opnemen.
In de bossen die het aanplant, zorgt Faja Lobi
langs de wegen voor rubberbomen en mangobomen, waarvan de bevolking de vruchten
mag plukken. ‘Als een fietser met een platte band zit, kan hij die herstellen
met de latex uit de boom.’
De ngo maakt daarnaast zijn eigen meubels, dankzij
een schrijnwerkerij, met een afdeling bouw. Het nieuwe kantoor van Faja Lobi
werd grotendeels door het eigen personeel opgebouwd, nadat het vorige kantoor
afbrandde.
Koolstofkrediet
De clans, wiens gronden voor 25 dollar in concessie
gegeven werden aan Faja Lobi, worden bovendien ook structureel betrokken in de
werking van het project. Via de concessie worden ze lid van de vzw waardoor ze
zeggenschap krijgen over de toekomstige opbrengsten van de bossen, of dat nu
uit koolstofkrediet, of hout zou bestaan. Dat geldt dan weer niet voor clans
die meer vragen voor een concessie.
Naast de concessiehouders maken ook stichtende
statutaire leden (waaronder enkele Belgen) en werknemers deel uit van de vzw.
‘Het is een kwestie van evenwicht vinden tussen bosbouw en de belangen van de
bevolking’, aldus Heytens.
Het belang van dat evenwicht werd hem 10 jaar
geleden duidelijk. Toen trok hij na een eerste werkperiode van vier maanden
even naar België, en bleek zijn toenmalige Congolese gerant te proberen om hem
uit de organisatie te zetten. ‘Gelukkig stonden de concessies op mijn naam,
anders waren we alles kwijt.
Omdat werknemers, concessiehouders en de stichtende
leden in de vzw zetelen, zou dat nu niet meer mogelijk zijn. Heytens beseft dat
de organisatie niet van één persoon mag afhangen. Hij werkt daarom aan de
uitbouw van een sterk lokaal team. ‘Op termijn wil ik als mentor fungeren.’
Dit jaar moet er bovenop de al aangeplante 3000
hectare nog eens 1500 hectare bijkomen. Samen met CO2 Logic, dat
gespecialiseerd is in het berekenen, verminderen en compenseren van CO2-uitstoot, zoekt
Faja Lobi uit hoe ze gerealiseerde koolstofkredieten kunnen verzilveren.
© Bart Lasuy
Maar het oude woud
brandt…
Als we met drie vinnige Chinese motoren 40
kilometer oostwaarts trekken, komen we steeds meer in gebieden waar er nog min
of meer intact woud staat. Meer en meer stukken woud duiken op die in brand
staan of al verkoold zijn.
‘Als we niet kappen, hoe kunnen we dan aardnoten
telen? Breng ons een werkgever en we stoppen met kappen.’
Eén man is druk in de weer om een laatste grote
stam vakkundig in brand te steken. ‘Ik dood het bos’, zegt Haricot N’gal. ‘God heeft ons het bos gegeven zodat we kunnen eten.’
Verderop, op weg naar het dorp Silankwilu, raken we
aan de praat met enkele jongeren die onder de dorpsparasol samenzitten. ‘We
kappen omdat we geen beroep hebben. De enige werkgever hier is de dorpsschool.
Als we niet kappen, hoe kunnen we dan aardnoten telen? Breng ons een werkgever
en we stoppen met kappen’, zegt Itonno Kwenpa.
Het is een schril contrast: 40 kilometer terug doet
Faja Lobi aan herbebossing, terwijl hier het woud wordt gekapt. ‘Dat zijn
bossen die gefabriceerd worden’, klinkt het antwoord op de vraag waarom die
bossen niet gekapt worden. ‘Die moeten we respecteren. Maar onze bossen zijn
een geschenk van de goden aan ons.’
Klimaatverandering lijkt hier geen issue. Even
verderop is te zien hoe mensen op de Lubwerivier pirogues, kleine kanobootjes, en transportboten maken, waarmee voedsel naar
Kinshasa kan worden vervoerd.
Moet er dan eerst oerwoud worden gekapt voordat er
geld is om te herbebossen? Ook Heytens ziet de paradox. ‘Deze dorpelingen
vragen niet of we naar Silankwilu willen komen. Het is zoeken naar een goede
aanpak. Het is zoeken naar een evenwicht tussen steun om de landbouw te
verrijken, met extra teelten, en onze vraag om het woud intact te laten. Want
Congo heeft veel landbouw nodig. Als we landbouw alleen vervangen door bosbouw,
zorg je alleen maar voor een versnelde ontbossing elders.’
© Bart Lasuy
Deze reportage kwam
tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere
Journalistiek.